Leerkrachten hebben regelmatig vragen over motorische ontwikkeling en motorische vaardigheden: moet een kind deze vaardigheid al beheersen, wanneer is iets opvallend of wanneer moet er bijvoorbeeld externe hulp ingeschakeld worden?
Onderzoek heeft aangetoond dat de motoriek de laatste 40 jaar achteruit gaat, zowel kwalitatief als kwantitatief. Verder blijkt motoriek op meer gebieden van invloed dan alleen op het bewegen bij kinderen. Verschillende studies hebben een relatie gevonden tussen motoriek en cognitie, emotioneel welbevinden en schoolprestaties. Daarnaast komt naar voren dat motoriek van invloed is op zelfperceptie en eigenwaarde. Kinderen met een motorische ontwikkelingsachterstand blijken vaker angstig en depressief. Hierdoor scoren kinderen met motorische problemen significant lager op testen op het gebied van aandacht en leren (lezen, schrijven en spellen).
Sinds het passend onderwijs van kracht is blijven kinderen met een co-morbiditeit (beperking op meer dan één gebied in het functioneren) langer in het reguliere basisonderwijs. Dit betekend dat leerkrachten in moeten kunnen spelen op beperkingen op één of meer functiegebieden tegelijk. De kennis hierin zal moeten toenemen. Zo hebben bijvoorbeeld kinderen met taalproblemen vaak ook motorische coördinatieproblemen. Vroege identificatie van motorische problemen tijdens de kleuterperiode is dan ook van belang.
Leraren spelen een belangrijke rol bij de identificatie, signalering, herkenning en doorsturen van kinderen met motorische problemen. Er zijn diverse observatie- en vragenlijsten om de leerkracht te helpen de motoriek in kaart te brengen. Deze geven echter alleen inzicht in de kwantiteit van bewegen of de algehele motoriek. Kwaliteit en specifieke vaardigheden komen hierin niet voldoende naar voren. Om deze reden is de app ‘Fysie op Kleuters’ ontwikkeld om de leerkrachten meer inzicht te geven in de kwaliteit en kwantiteit van fijn en grof motorische vaardigheden.